De corporatiesector heeft in het tweede decennium van deze eeuw een behoorlijke wake-up call gehad met een aantal schandalen die de voorpagina’s ontsierden. In de tussentijd is er veel gebeurd. Een van de verworvenheden van de nieuwe Woningwet van 2015 was de verplichting voor corporaties van enige omvang om een internal audit functie te installeren. Hoewel de wet om onbegrijpelijke redenen de verwarrende term ‘controller’ gebruikte, is dat in de praktijk na een aanvankelijke zoektocht uitgekristalliseerd in een volwassen derdelijns audit rol, die intern of extern wordt ingevuld. Een goede stap om meer control te krijgen op de soms gevoelige processen bij een corporatie.
Een tweede in het oog springende maatregel is het verplicht stellen van een integriteitstoets van kopers van vastgoed dat door corporaties wordt verkocht. Naast het opvragen van een VOG, met een speciaal daarvoor ingericht profiel, gaan steeds meer corporaties ertoe over om wat meer diepgang te zoeken bij het onderzoek naar een kopende partij. Daarbij wordt onder meer gekeken naar financiële gegoedheid, reputatie, juridische risico’s en de moraliteit van achterliggende natuurlijke personen.
Dat zijn zinvolle stappen om de basishygiëne op orde te brengen. Wat er nu echter op de sector afkomt is van een andere orde. Naast de investeringen vanuit de corporaties zelf worden er vanuit Den Haag miljoenen beschikbaar gesteld om de ontwikkeling van nieuwe woningen te stimuleren. Als begin 2023 de verhuurderheffing vervalt, komen er in de corporatiesector meer middelen beschikbaar. In corporatieland is deze heffing maar al te vaak als argument naar voren gebracht als verklaring waarom de verduurzaming van het bezit achterloopt op planning. De verwachtingen zijn hoog gespannen dat ook daar nu eindelijk werk van worden gemaakt.
De grote vraag is op welke manier er bij woningcorporaties nu al wordt nagedacht om de aanzienlijke uitgaven in risicovolle nieuwbouw- en verduurzamingsprojecten in goede banen te leiden. Op welke manier wordt de relatie met externe partijen vormgegeven, hoe wordt de project-/budgetbeheersing ingericht, welke best en worst case scenario’s worden er gedefinieerd, en wat kunnen we nu al doen om de organisatie robuust en veerkrachtig te maken om mogelijke tegenslagen en onregelmatigheden te kunnen pareren?
Vanuit het DNA van de sector ligt het niet voor de hand dat deze onderwerpen hoog op de agenda staan. Primair gaat het erom dat er betaalbare woonruimte wordt gerealiseerd voor mensen met de laagste inkomens. Daarnaast wordt met de verduurzamingsopgave de maatschappelijke handschoen opgepakt voor urgente en belangrijke problematiek. En ik zou haast zeggen, dat is maar goed ook. Daarnaast is het op dit moment echter opvallend stil rond de vraag welke voorwaarden er gerealiseerd moeten zijn om deze opdrachten succesvol te volbrengen. Een van die voorwaarden is dat de lessen die in het verleden zijn getrokken worden toegepast op het beheersen van risico’s op onregelmatigheden, waaronder fraude. De historie wijst keer op keer uit dat waar grote geldstromen samengaan met niet goed beheerde projecten dergelijke risico’s zich onvermijdelijk manifesteren. Ik daag de sector uit om ook deze handschoen op te pakken en niet over zeven jaar weer de voorpagina’s te domineren met verhalen waarbij risico’s onderschat werden en negatieve scenario’s werden weggeredeneerd.
Neem voor meer informatie contact op met: